Vogelgriep

Op 11 november 2021 werd in de provincie Antwerpen het eerste geval van een nieuwe uitbraak van aviaire influenza of vogelgriep ontdekt bij de wilde
fauna in België. Sindsdien zijn er op bijna 100 verschillende locaties in Vlaanderen vogels aangetroffen die besmet bleken met het virus.

Wat is aviaire influenza

Aviaire influenza (AI) of vogelgriep, is een zeer besmettelijke virusziekte waar waarschijnlijk alle vogelsoorten gevoelig voor zijn. De aard van de symptomen en het verloop van de ziekte hangen voornamelijk af van de pathogeniciteit van de virusstam, maar ook van de leeftijd van het getroffen
dier, de omgeving en het aanwezig zijn van eventuele andere infecties hebben hier een impact op. Het vogelgriepvirus piekt in bepaalde periodes die vaak geassocieerd worden met de vogeltrek. Verschillende vogels die normaal niet samen leven, kunnen elkaar kruisen op hun trektocht, vooral dan in de buurt van meren en moerasgebieden. En aangezien het virus zeer besmettelijk is kan het zich zo snel verspreiden. Die verspreiding kan op twee
manieren gebeuren: via direct of indirect contact. Bij direct contact komen dieren rechtstreeks met elkaar in contact. Maar ook de mens kan door het hanteren van een besmet dier het virus via handen of voorwerpen doorgeven naar andere vogels. Als de verspreiding via luchtpartikels gebeurt spreekt men van een besmetting door indirect contact. Ook in het wild levende vogels die mesten in het water of boven een pluimvee-ren of volière kunnen
zo voor indirecte verspreiding van het vogelgriepvirus zorgen. 

 

Wat is de taak van het VOC

Als opvangcentrum voor wilde dieren moeten we alert blijven voor infecties en ziekteverwekkers die kunnen voorkomen bij wilde fauna. Zo heeft elke provincie een opvangcentrum dat samenwerk met het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) voor de bewaking van ziekten bij de wilde fauna. In de provincie Oost-Vlaanderen neemt ons VOC die taak op. Dit wil zeggen dat we in opdracht van het ANB bepaalde diersoorten die onder verdachte omstandigheden sterven gaan halen om te laten onderzoeken. Zie ook www.natuurenbos/wildedierenziekten.

In 2021 zijn we bijna 30 keer uitgereden om één of meerdere kadavers op te halen voor onderzoek voor verschillende ziektes. Dit kunnen reeën, everzwijnen, vossen, ganzen, roofvogels, amfibieën, vleermuizen of  andere vogelsoorten zijn. Of we de dieren ophalen is afhankelijk van de situatie. Hoeveel dieren zijn er, in welke staat zijn ze, waar liggen ze, was er al bevestiging van een besmetting met een H5N8 of ander type van het virus,…? Dus er wordt met allerlei factoren rekening gehouden om zo een inschatting te maken of de kadavers nog relevant zijn voor onderzoek. 

Naast de ophalingen zelf krijgen we in het opvangcentrum ook soms dieren binnen die verdacht worden van besmettelijke ziektes. Het gaat dan niet alleen over vogelgriep maar ook over hondsdolheid en vossenlintworm bij vossen, egelziekte bij egels, trichomonas, herpes of westnilevirus bij vogels, usutuvirus bij merels… etc. Regelmatig duiken er al dan niet bekende ziekten op bij bepaalde diersoorten. Deze uitbraken zorgen voor een natuurlijke balans in het aantal populaties. Deze uitbraken kunnen versterkt of afgezwakt worden door externe maatregelen (bv. de mens lokt meerdere egels door de dieren bij te voederen, die zo vaker in contact met elkaar komen en zo de ziekte sneller doorgeven). In de bewaking van vogelgriep hebben we in 2021 25 verdachte vogels laten onderzoeken, waarvan bijna de helft positief testte voor het vogelgriepvirus. De eerste drie maanden van 2022 zijn er reeds een kleine 25 ophalingen geweest en werden eveneens meer dan dan 20 dieren die werden opgevangen in het VOC onderzocht, waarvan ook een kleine helft positief bleek te zijn.

Hygiënische maatregelen 

Wanneer we te maken krijgen met besmettelijke ziekten houden we rekening met de nodige bioveiligheidsmaatregelen. Besmette dieren komen dan niet in contact met andere verzwakte dieren en gaan in quarantaine. Daar dragen alle dierenverzorgers mondmaskers, wegwerphandschoenen en als het nodig is een wegwerpoveral. Alles wordt steeds grondig gereinigd en ontsmet om besmetting van andere dieren en de mens te voorkomen. Verschillende instanties, zoals het Agentschap voor Natuur en Bos, doen er alles aan om de verspreiding van risicovolle ziekteverwekkers zo veel mogelijk tegen te gaan. In het opvangcentrum worden zieke dieren ondersteund met warmte, goede voeding met extra vitaminen en krijgen ze de best beschikbare behandeling. Bij een virusinfectie moet de genezing komen van de immuniteitsreactie van het dier zelf. 

 

Waardevolle informatie

Door mee te werken aan de ziektebewaking van ANB (door kadavers in te zamelen en stalen te nemen van verdachte opgevangen dieren) helpen we om waardevolle informatie te vergaren. Zo kunnen de bevoegde overheden (ANB, FAVV, FPD en Agentschap Zorg en Gezondheid) de uitbraken in kaart brengen en opvolgen. Wanneer, waar en welke diersoorten er getroffen zijn door welke ziekte. Met die gegevens kan de epidemiologie onderzocht worden: wat zijn de gevaren, welke dieren zijn gevoelig, hoe muteert het virus, wat zijn de risico’s voor mens en dier, welke maatregelen dienen genomen te worden…?

 

Wat kan u doen

Het blijft belangrijk om eigen pluimvee te beschermen. Respecteer de ophokplicht die door de overheid en het FAVV is opgelegd. Bescherm zo uw eigen dieren, maar ook de wilde fauna. Als je dode vogels aantreft, meld dat dan steeds via de (gratis) influenzalijn: 0800 99 777 zodat de infectie kan opgevolgd worden. Wanneer je een ander dood kadaver van een in het wild levend dier vindt, raak dat dan niet aan. Contacteer een opvangcentrum voor wilde dieren en volg hun raad op. Wanneer het nodig is zullen zij maatregelen treffen en het kadaver ophalen voor verder onderzek door het ANB.