Zoogdier in nood, wat nu?!

De “Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren” (zoals de benaming het ook aangeeft) vangen ook noodlijdende wilde zoogdieren op. Dieren als egel, eekhoorn, vleermuis, bunzing, wild konijn, haas, hermelijn, steenmarter, vos, das, ree,… kunnen allemaal in ons centrum op deskundige hulp rekenen.

Wanneer er een ziek of gewond zoogdier gevonden wordt kan het zijn dat die uw hulp nodig heeft. Vooraleer het dier aan te raken bekijk je het even goed. Neem altijd eerst telefonisch contact op met een opvangcentrum. Geef het dier geen eten of drinken als je niet zeker bent. Bij warme dagen kan water aangeboden worden. Geef nooit melk! De meeste dieren kunnen koeienmelk of andere soorten niet verdragen en kunnen ernstig ziek worden!

Haas of konijn

Laat jonge konijnen en hazen liggen waar ze liggen. Raak een haasje in geen geval aan, ze kan dan verstoten worden door de moeder en heel vaak is het haasje helemaal niet in moeilijkheden. Onderneem pas actie als:

  • De moeder overleden is
  • Het nest op een onveilige plaats ligt
  • Het dier meegenomen is door een kat of hond
  • Het gaat om een konijnenhol dat is uitgegraven door mensen (graafwerken) of roofdieren
  • Als de dieren toch moeten binnengebracht worden, plaats ze in een kartonnen doos met wat hooi of een handdoek. Geef ze nooit gewone melk en breng ze zo snel mogelijk binnen. Zorg voor zo weinig mogelijk stress en lawaai. Zeker haasjes zijn erg stressgevoelig.
  • Het is verboden om haasjes en wilde konijnen zelf te proberen opkweken. Dit is ook echt niet aan te raden. Het opkweken van deze dieren vereist kennis en ervaring. Hazen en wilde konijnen zijn bovendien te wild om in gevangenschap te houden.

Voor gedomesticeerde konijnen kan men contact opnemen met een konijnen- en knaagdierenopvang. Kijk voor meer informatie op de pagina voor gedomesticeerde dieren.

Haas

Een jonge haas heeft een ruige vacht en zwarte oorpunten.

Hazen zijn nestvlieders. Ze worden behaard en met de ogen open geboren in een kuil in het open veld (zg. leger). De moeder verlaat meteen na de geboorte de jongen om vervolgens slechts 1 tot 2 keer per dag terug te keren te zogen. De jongen blijven al die tijd in het open veld liggen. Dit is normaal en laat men best met rust. 

Enkel wanneer de moeder is overleden, het jong is meegenomen door kat of hond of de melder heeft het dier zonder handschoenen aangeraakt wordt het jong naar een voc gebracht.

Konijn

Een jong konijn heeft een gladdere vacht.

Konijnen zijn nestblijvers. Ze worden kaal en met de ogen gesloten geboren in een hol onder de grond. Pas na 3 weken verlaten ze het hol en leren ze voor zichzelf te zorgen.

Jongen die gevonden zijn door een kat of hond, of waarvan het hol open gegraven is worden altijd in een VOC binnengebracht.

 

Egels

Een gezonde egel kijkt helder uit zijn oogjes, heeft een natte neus, maakt een levendige indruk en rolt zich op bij aanraking. Egels die ‘s nachts en in de avond- of ochtendschemering rustig rondscharrelen moeten met rust gelaten worden, tenzij ze vol met teken zitten of wanneer de buik aan de zijkanten ingevallen staat.

Welke egels hebben hulp nodig?

  • Egels die overdag rondlopen. Egels zijn nachtdieren en laten zich normaalgezien overdag niet zien. Zie je toch een egel op klaarlichte dag, dan is de kans groot dat er iets mee scheelt.
  • Egels die zich niet goed oprollen en weinig of niet bewegen.
  • Egels met vliegeneitjes of vliegenlarven (maden). Vliegeneitjes zien eruit als piepkleine gele rijstkorreltjes die aan elkaar kleven. Vaak kiezen vliegen verzwakte egels uit om er hun eieren op te leggen. Vliegeneitjes ontwikkelen zich heel snel tot maden. De maden voeden zich met de egel, de egel is dan al snel ten dode opgeschreven. Vliegeneitjes bevinden zich vaak aan de anus of achter de oren.
  • Egels die heel veel vlooien en/of teken hebben. Iedere egel kan een paar vlooien hebben, dit is niet erg.
  • Egels die kreupel lopen of gewond zijn.
  • Egels die nog geen vuist groot zijn en die op de dool zijn.
  • Egelnesten die niet meer bezocht worden door de moeder.
  • Egels die verstoord zijn in hun winterslaap.
  • Egels die snotteren of hoesten.
  • Egels die uit het water zijn gehaald.
  • Egels die vastzaten in een put of in een net.
  • Egels die koud en slap aanvoelen.
  • Gewonde egels.
  • Egels die gebeten zijn door een hond of kat.
  • Egels die na 15 november nog geen 450 gram of meer wegen. Deze zullen de koude wintermaanden niet kunnen overleven in het wild. 

Hoe binnenbrengen?

  • Plaats de egel in een kartonnen doos. Voorzie de doos van luchtgaten en doe de doos dicht. Egels zijn uitstekende ontsnappers!
  • Hou de egel warm. Verzwakte egels raken al snel onderkoeld. Plaats eventueel een fles heet water, ingewikkeld in een handdoek, in de doos. Let erop dat de fles niet over de egel kan rollen.
  • Breng de egel zo snel mogelijk binnen. Probeer de egel niet zelf te redden, dit loopt meestal verkeerd af en dit is bovendien verboden (de egel is een beschermd dier en mag niet als huisdier gehouden worden). Zieke egels hebben gespecialiseerde hulp nodig die een particulier niet kan bieden. Geef zeker geen melk! Dit is heel slecht voor de darmen en jonge egels kunnen er al snel aan doodgaan. Eventueel kunnen wel wat kattenbrokjes en water voorzien worden in de doos.